De meest belangrijke eigenschap in ieder survivalmes is niet zijn vermogen lang scherp te blijven, niet de goede grip van het heft en ook niet de vorm van het lemmet. Het is simpelweg zijn sterkte, want als een mes breekt, kan het lemmet in uw ene hand nog zo scherp zijn en het heft in uw andere hand nog zoveel grip bieden, maar uiteindelijk heeft u er niets aan als ze niet onderling verbonden zijn. Het is daarom belangrijk dat een survivalmes van extreem taai staal is gemaakt en hoewel er tegenwoordig heel veel roestvaste stalen zijn met een grote sterkte, gaat er toch nog steeds niets boven koolstofstaal. Dat is weliswaar niet corrosiebestendig, maar wel ontzettend sterk en bovendien ontzettend makkelijk extreem scherp te slijpen. Qua corrosie is het echt niet zo dat dergelijk staal al roest als u ernaar kijkt. Regelmatig gebruik is voldoende om dat te voorkomen. Alleen als u echt op zee bent of een andere corrosieve omgeving, is roestvast staal te prefereren, dat blijft veel langer vrij van roest.
Nu we dat uit de weg hebben, kunnen we het over full tang hebben. De tang is het gedeelte van het lemmet dat in het heft steekt. Soms steekt hij deels in het heft, soms loopt hij er als dunne pin een heel eind in, net zoals bij een vijl bijvoorbeeld. Maar een full tang is substantieel van vorm en loopt geheel door het heft heen. Vaak bestaat het heft hierbij simpelweg uit twee schaaldelen die aan weerszijden tegen de tang zitten.
Soms bestaat de full tang uit een zeer stevige stang geheel door het handvat, met aan het uiteinde een pommel, dat is het brede uiteinde van de tang waar het metaal even breed of vaak zelfs breder dan het heft is. De term pommel komt overigens van de bol die vroeger onderaan het heft van een zwaard zat. Een pommel kunt u gebruiken als hamer of als oppervlak om op te slaan als u de punt van een survivalmes ergens in moet drijven. Bijvoorbeeld in het ijs om een viswak te maken of tijdens het klimmen om als ankerpunt te dienen.
Bij het lezen van bovenstaande zult u denken: ‘Op het mes slaan? Dat is oneigenlijk gebruik!’ Bij een normaal mes misschien wel, maar een survivalmes kent geen oneigenlijk gebruik. Als uw leven ervan afhangt, wilt u gewoon een mes waar u alles mee kunt doen wat eigenlijk niet hoort met een mes. Batoneren is zoiets bijvoorbeeld. Dat u kleine schilfers hout snijdt om een vuurtje te kunnen maken ligt voor de hand, maar het splijten van een stammetje -batoneren- doet u normaliter met een bijl. In een survivalsituatie is het onwaarschijnlijk dat u met een bijl rond loopt te sjouwen en dan is het fijn te weten dat uw mes stevig genoeg is te kunnen batoneren, ofwel het kloven van kleine stammetjes door met een ander stuk hout op de rug van het lemmet te slaan.
Nog een voorbeeld? Vaak wordt de rug van een survivalmes langs een vuurstaal geschraapt om met de ontstane vonken een vuurtje te kunnen maken. In geval van nood kunt u met de rug van een koolstofstalen mes ook tegen een harde steen slaan om die vonken te verkrijgen. Het heeft om beide redenen de voorkeur dat de rug niet bol is, maar een scherpe hoek van 90 graden maakt.
Dus normaals: er bestaat geen oneigenlijk gebruik van een survivalmes. Maar dat wil niet zeggen dat sommige handelingen niet met beleid en gezond verstand moeten worden uitgevoerd. Alles kan stuk natuurlijk, al kan een survivalmes logischerwijs wel heel veel hebben.
De punt van een survivalmes moet stevig zijn en heeft daarom ook vaak een drop-point of een variatie daarop. Een ranke clip-point is handig voor fijn werk zoals in bushcraft, maar te fragiel voor overlevingsomstandigheden. En we krijgen vaak de vraag of een survivalmes ook deels gekarteld moet zijn, maar dat raden we in de meeste gevallen eigenlijk af. Een gekartelde snede is moeilijk te slijpen en de uitstekende puntjes zijn gevoelig voor afbreken bij batoneren, om maar iets te noemen. Een (deels) gekarteld lemmet wordt eigenlijk alleen aangeraden voor duikers en klimmers, omdat er razendsnel touwen en slangen mee kunnen worden doorgesneden. In de praktijk echter, is een gekartelde snede vooral onhandig en hakerig. Kort gezegd: een goed survivalmes heeft een simpele, makkelijk te slijpen vlakke snede.
Nee hoor, valt mee. We willen alleen het heft zelf nog even bespreken. Zoals gezegd heeft een survivalmes bijna altijd een full tang, hetgeen betekent dat indien het heftmateriaal zou breken, er altijd nog een doek of koord om de tang heen gewikkeld kan worden, terwijl het mes nog maximaal handelbaar blijft. Sommigen raden af om hout te gebruiken, omdat dit kan barsten en gevoelig is voor vocht en uitdroging, maar hout biedt wel een uitstekende grip onder zo goed als alle omstandigheden en is comfortabel voor de hand. Een ander veelgebruikt materiaal is micarta, een onder hoge druk geperst laminaat van met kunsthars versterkte natuurlijke vezeldoek die oerdegelijk is en daarnaast prettig en stroef aanvoelt. Veelgebruikt is ook G10, een materiaal dat qua opbouw doet denken aan micarta, maar dan met glasvezelmatten.
Welk materiaal u ook kiest, let erop dat het survivalmes prettig in uw hand ligt en een goede steun geeft om onder diverse hoeken kracht uit te kunnen oefenen. Een goede grip is heel belangrijk en zelfs glad materiaal als kunststof kan een goede grip bieden als het is voorzien van een structuur of rubberen inleg. Afhankelijk van het beoogde gebruik is het goed te weten dat niet alle kunststoffen en zeker de rubbers even goed chemisch bestendig zijn.
Bij het woord survivalmes ziet menigeen een Rambo-mes voor zich met een kompas achterop (niet zuiver door het nabijgelegen metaal) en een hol handvat (breekt af) met daarin een vislijn, draadzaag, et cetera. In werkelijkheid is een survivalmes de eenvoud zelve. Niet te groot van formaat om vooral handig en handzaam te zijn, een ijzersterk lemmet met liefst een vlakke snede die makkelijk en snel te slijpen is en een prettig handvat om de full tang dat niet de blaren in uw handen trekt door bijvoorbeeld uitstekende klinknagels, scherpe randen of niet verzonken schroeven.